-
1 de vorige avond
de vorige avond -
2 de vorige avond
de vorige avondthe night before, the previous nightVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vorige avond
-
3 avond
♦voorbeelden:met het vallen van de avond • à la nuit tombanteop de late avond • tard dans la soirée〈 ironisch〉 leuke avond! • charmante soirée!de vorige avond • la veille au soirde avond valt • le soir tombehij wijdt zijn avonden aan de studie • il passe ses soirées à étudierhet wordt avond • le jour baissealle avonden • tous les soirseen avondje uit • une sortiebij avond • le soirlaat in de avond • tard le soirin de avond van zijn leven • au soir de sa viemet de avond • vers le soirop de avond • le soirhet liep tegen de avond • le soir approchaitde avond tevoren, 's avonds tevoren • la veille au soir's avonds • le soir〈 spreekwoord〉 hoe later op de avond, hoe schoner volk • ±bienvenue aux combattants de la dernière heure!muzikale avondjes • soirées musicaleseen avond geven • donner une soiréemensen op een avondje vragen • inviter des gens à venir passer la soirée -
4 vorig
2 [vroeger] earlier, former♦voorbeelden:1 de vorige avond • the night before, the previous nightin het vorige hoofdstuk • in the preceding/last chapterde vorige keer • (the) last timevorige week dinsdag • on (the) Tuesday of last week, Tuesday last -
5 overnight
adj. 's nachts; tijdens de nacht; voor een nacht (in een hotel verblijven), overnacht--------adv. tijdens de nacht; tijdens de vooravondovernight1♦voorbeelden:————————overnight2〈 bijwoord〉1 de avond/nacht tevoren♦voorbeelden:travel overnight • 's nachts reizen -
6 veille
veille [vej]〈v.〉♦voorbeelden:la veille de Noël • kerstavondla veille au soir • de vorige avondà la veille de • aan de vooravond van, vlak voorêtre à la veille de • op het punt staan om, aan de vooravond staan van3 les veilles • de doorwaakte, slapeloze nachtenf1) vooravond, dag voor2) (het) waken, nachtwacht -
7 la veille au soir
la veille au soir -
8 last
adj. laatste; de laatste; de afgelopen (week e.d.), de vorige (week); einde--------adv. laatste; de laatste; de laatste keer; aan het einde; eindelijk; uiterlijk--------n. laatste; eind; schoenleest; uithoudingsvermogen, levenskracht, last (gewichts eenheid)--------v. verder gaan, door gaan; halen; uithouden; genoeg zijn; in leven blijven, overleven; doorgaanlast1[ la:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 last♦voorbeelden:2 last of herrings/malt/wool • last haring/mout/wol————————last22 meegaan ⇒ intact blijven, houdbaar zijn♦voorbeelden:————————last3〈telwoord; the; als voornaamwoord〉♦voorbeelden:he said his last on the subject • hij sprak zijn laatste woord over dat onderwerpin my last • in mijn vorige brieffight to/till the last • vechten tot het uiterstewe have seen the last of him • die zien we niet meer terug¶ at (long) last • (uit)eindelijk, ten slotte————————last4〈 bijwoord〉3 → lastly lastly/♦voorbeelden:last-mentioned • laatstgenoemdelast but not least • (als) laatste/laatstgenoemde, maar (daarom) niet minder belangrijk, last but not least2 when did you see her last/last see her? • wanneer heb je haar voor het laatst gezien/gesproken?————————last5〈 telwoord〉♦voorbeelden:his last book • zijn laatste/vorige boekon his last legs • met zijn laatste krachtenat the last minute/moment • op het laatste moment/ogenbliklast night • gister(en)avond, vannachthe's the last person I'd invite • hij is de laatste die ik zou uitnodigenlast Tuesday • vorige week dinsdagthe last but one • de voorlaatstethe last few days • de laatste/afgelopen paar dagenthe second last page • de voorlaatste bladzijdethat's the last straw • dat doet de deur dichtthe last word in cars • het nieuwste/laatste snufje op het gebied van auto's
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский